Inzicht in verschillende methoden om scope 3-emissies te berekenen
De focus van dit artikel ligt op berekeningsmethoden die gebruikt kunnen worden voor scope 3-emissies. Dat gezegd hebbende, kunnen de besproken methoden ook nuttig zijn voor het berekenen van scope 1- en 2-emissies.
Wat zijn scope 3-emissies?
Scope 3-emissies zijn indirecte broeikasgasemissies uit de waardeketen van een bedrijf, zowel aan de inkoop- (upstream) als verkoopkant (downstream). De Corporate Value Chain (Scope 3) Standard van het Greenhouse Gas Protocol is een internationaal geaccepteerde methode om broeikasgasemissies binnen waardeketens te beheren. Deze standaard onderscheidt 15 categorieën van scope 3-emissies, waaronder bijvoorbeeld ingekochte goederen en diensten, zakenreizen en investeringen.
Figuur 1: emissiescopes (bron: GHG Protocol: Technical Guidance for Calculating Scope 3 Emissions)
Scope 3-emissies vormen vaak het grootste deel van de totale CO₂-voetafdruk van een bedrijf en zijn essentieel voor een volledig inzicht in de milieubelasting. Figuur 2 hieronder laat schattingen zien van waardeketenemissies in verschillende sectoren. Daaruit blijkt duidelijk dat scope 1- en 2-emissies (aangegeven in groen) vaak slechts een klein deel uitmaken van de totale emissies van een bedrijf.
Over het algemeen vormen scope 3 categorie 1 (ingekochte goederen en diensten) en scope 3 categorie 11 (gebruik van verkochte producten) voor de meeste sectoren een aanzienlijk deel van hun emissies.
Bij categorie 1 kun je denken aan bedrijven die consumentengoederen verkopen zoals meubels, deze zelf assembleren of kant-en-klaar inkopen en doorverkopen.
Bij categorie 11 gaat het om bedrijven die producten verkopen die tijdens het gebruik door consumenten veel energie verbruiken, zoals auto's en elektronische apparaten.
Figuur 2: Geschatte totale emissie-intensiteit in de waardeketen per scope en categorie (Bron: MSCI – Which Scope 3 Emissions Will the SEC Deem Material)]
Berekeningsmethoden
Oorspronkelijk werden drie methoden geïntroduceerd om broeikasgasemissies te berekenen: de uitgavengerelateerde methode (spend-based), de gemiddelde methode op basis van instroom (average-based, inflow) en de leveranciersspecifieke methode (supplier-specific).
Daarnaast zijn er twee methoden ontstaan vanuit praktische overwegingen: de gemiddelde methode op basis van uitstroom (average-based, outflow) en de hybride methode (hybrid).
In onderstaande tabel worden alle methoden weergegeven, gerangschikt van minst complex en nauwkeurig tot meest complex en nauwkeurig.
Tabel 1: Methoden voor het berekenen van broeikasgasemissies (GHG)
Het opzetten van een sterke methode om broeikasgasemissies te meten is om meerdere redenen belangrijk, maar vooral om:
- De rapporterende organisatie in staat te stellen om voortgang te volgen en besluitvormers te informeren
- Transparante en robuuste methodologieën te waarborgen die vertrouwen opbouwen bij stakeholders en investeerders
- Zeker te stellen dat het proces controleerbaar en audit-proof is
- Een solide basis te creëren, zodat herberekeningen van de nulmeting in de toekomst zoveel mogelijk worden voorkomen
Uitgavengerelateerde methode (spend-based)
Bij de uitgavengerelateerde methode worden bestede bedragen (euro's, dollars etc.) aan goederen of diensten vermenigvuldigd met een emissiefactor (1) die de gemiddelde uitstoot per bestede eenheid vertegenwoordigt. De benodigde data kan eenvoudig worden gehaald uit de uitgaven van een bedrijf.
Dit maakt de methode het minst complex en makkelijk toepasbaar, maar ook vaak onnauwkeurig. De gerapporteerde uitstoot kan worden beïnvloed door factoren zoals prijsfluctuaties of inflatie.
Bovendien kan een bedrijf in dit model alleen uitstoot verminderen door minder uit te geven, wat problematisch is bij groeidoelstellingen. Het advies is om deze methode enkel te gebruiken voor categorieën of subcategorieën die relatief weinig bijdragen aan de totale emissies, of in het eerste rapportagejaar wanneer gedetailleerde data nog ontbreekt. Daarna moet worden overgestapt op een nauwkeurigere methode.
Gemiddelde methode (inflow en outflow)
De gemiddelde methode gebruikt fysieke hoeveelheden en vermenigvuldigt deze met een gemiddelde emissiefactor van het aangekochte product. Deze methode is nauwkeuriger dan de uitgavengerelateerde methode, maar ook iets lastiger te implementeren. Hoe specifieker de data, hoe nauwkeuriger de berekening. Bijvoorbeeld: een emissiefactor voor een stoel versus een uitsplitsing in staal, hout en plastic.
Deze categorie heeft twee submethoden:
Inflow: berekent de instroom van materialen en vermenigvuldigt dit met een emissiefactor.
Outflow: berekent de uitstroom van producten plus productiewaste, en vermenigvuldigt dit met een emissiefactor. Deze methode vereist levenscyclusanalyses (LCA’s) van alle producten of productgroepen.
Leveranciersspecifieke methode (supplier-specific)
Deze methode gebruikt leveranciersdata voor zowel de hoeveelheden als de emissies. Dit is de beste methode indien de leverancier volledige en nauwkeurige data kan aanleveren. In de praktijk is dit vaak (nog) niet haalbaar. Wanneer dit niet lukt, biedt de hybride methode een oplossing.
Hybride methode
Als leveranciers geen volledige data kunnen leveren, kan de hybride methode worden toegepast. Hierbij wordt de leveranciersspecifieke methode gecombineerd met een andere methode om de datakloof op te vullen.
Let op: voor het berekenen van scope 3-emissies (en andere scopes) kunnen verschillende methoden naast elkaar gebruikt worden voor verschillende categorieën. Het is daarbij belangrijk dat telkens de best mogelijke methode wordt gekozen op basis van beschikbare data, en dat helder wordt uitgelegd waarom voor een bepaalde methode is gekozen.
Conclusie
Dit is een korte introductie tot de verschillende methoden om GHG-emissies te berekenen. Met name voor scope 3-emissies zijn deze methoden cruciaal voor het meten én beheren van emissies. Elke methode verschilt in complexiteit, databehoefte en nauwkeurigheid.
Bedrijven zouden moeten streven naar gebruik van de best beschikbare methode en zich door de jaren heen ontwikkelen richting nauwkeurigere methoden, bijvoorbeeld door samen te werken met leveranciers of het uitvoeren van LCA’s. (1) Een emissiefactor is een coëfficiënt die aangeeft hoeveel broeikasgassen vrijkomen per eenheid van een specifieke activiteit.
Benieuwd hoe wij kunnen helpen bij het berekenen van uw broeikasgasemissies?
Neem contact op via esther@2impact.nl voor meer informatie over onze service en hoe wij u kunnen ondersteunen.
Bekijk onze dienst "Verslaggeving".